Succesvol innoveren is balanceren tussen twee hoofddoelen; ‘de juiste dingen doen‘ versus ‘de dingen juist doen‘. Idealiter worden beide doelen maximaal nagestreefd. Als een van beiden onvoldoende aandacht krijgt ontstaat een onbalans waardoor innoveren lastiger wordt en de succeskans afneemt.
De ‘dingen juist doen’ heeft vooral als doel om bij te dragen aan de robuustheid van het eindproduct. Een product dat betrouwbaar werkt onder allerlei ideale en minder ideale omstandigheden. En ook een product dat goed te produceren en te onderhouden is. ‘De dingen juist doen’ gaat over het streven naar het zo goed mogelijk realiseren van een vooraf overeengekomen pakket van eisen. Belangrijke randvoorwaarde is dus dat het vooraf voldoende helder is wat precies gerealiseerd moet worden. Een strak geregeld ‘engineering’ proces is voor de uitvoering van ‘de dingen juist doen’ het meest geschikt; met een routinematig werkende executiemachine. Aandacht gaat daarbij vooral uit naar het beheersen van proceskwaliteit en minder over het doen van nieuwe vindingen. Deze aanpak past prima bij evolutionaire innovaties, bijvoorbeeld t.b.v. kleine variaties op een bestaand product.
De ‘juiste dingen doen‘ streeft vooral naar het invullen van een concrete behoefte; zorgen dat het juiste probleem op een adequate manier wordt opgelost. Het vinden van die juiste oplossing is vaak een lastig voorspelbare zoektocht. Enerzijds naar de werkelijke behoefte achter het probleem, en anderzijds naar een passende oplossing. Belangrijk is om snel kunnen anticiperen op nieuwe inzichten. Dit vraagt om een dynamische werkomgeving met een exploratieve aanpak en met korte ontwikkelcycli waardoor snel terugkoppeling geven kan worden over de geschiktheid van de oplossing. Niet zelden leidt dit tot disruptieve innovaties.
Ergo: ‘de juiste dingen doen‘ vraagt om flexibiliteit, terwijl ‘de dingen juist doen‘ om een zekere mate van rigiditeit vraagt. De praktijk leert dat deze werkhoudingen zelden in één persoon verenigd zijn. De een is vooral goed in het eerste, de ander is veel beter in het tweede. Dat geldt niet alleen voor individuen maar vaak ook voor teams. Niet zelden leidt dit tot religieuze discussies over hoe een probleem het beste aangevlogen kan worden. Als je niet 100% vóór bent, dan ben je dus tégen, polarisatie ligt op de loer.
Hoeveel beter zou het zijn als beiden het belang van elkaars invalshoeken zouden herkennen en erkennen. Dat klinkt triviaal maar is niet vanzelfsprekend. Coaching op ‘team dynamics’ kan helpen om vakmensen en teams juist in de beginfase van een project te begeleiden. Elk nieuw te vormen team gaat immers door de bekende ‘storming-forming-norming’ fases. Juist in deze fases is het belangrijk om te leren hoe belangrijk het is om een goede balans na te streven tussen ‘de juiste dingen’ en ‘de dingen juist’ doen. En dat het beter is om complementair te zijn in plaats van elkaars concurrent.